Wim Kluter kwam in 1984, tijdens zijn studie tandheelkunde, in aanraking met mondzorg voor ouderen. Op dat moment had vrijwel iedere oudere nog een kunstgebit, maar zijn docent vond het belangrijk om het behoud van tanden te gaan ondersteunen. Momenteel geldt Wim als een autoriteit in de geriatrische tandheelkunde.
Wat Wim aanspreekt in het werken met ouderen is de kwetsbaarheid en het zorgen, maar vooral het daadwerkelijk contact maken met ouderen: ‘Vaak bouw je als tandarts in de loop der jaren best een goede band op met je patiënten. Zeker bij ouderen is dat contact bijzonder. Mensen zijn vaak eenzaam en zien jou als iemand met wie ze kunnen praten.’ Wim noemt het werken met ouderen ook stimulerend: ‘Als tandarts ben je vooral veel bezig met je handen, terwijl het voor mij belangrijk is om ook met mijn hoofd bezig te zijn. De zorg voor ouderen is complex vanwege hun medische status. Je moet weten van chronische ziekten, medicatie, medisch/tandheelkundige interactie, communicatie en vooral niet opkijken van ongeremd gedrag en dergelijke. Tandheelkundig technisch is het geen rocket science, maar je moet wel heel bekwaam zijn en snel kunnen werken. Bij iemand met dementie heb je soms maar een paar seconden om iets te doen.’
Kantelpunt
Wim leidt ook tandartsen op aan het Radboudumc. ‘De opleiding is erg gericht op hoog technische handelingen, terwijl tandheelkunde mensenwerk is. De belevingswereld van ouderen kennen studenten niet. Soms noemen ze gedrag als gevolg van dementie zelfs ‘lifestyleproblemen’. Studenten hebben een heel andere belevingswereld dan ouderen en hebben daardoor niet vanzelf oog voor de kwetsbaarheid van ouderen. Juist dat is mijn grote missie in mijn werk met studenten. Bij ouderen zie je een soort kantelpunt van kwetsbaarheid, waarop je technisch niet meer alles uit de kast haalt maar kijkt naar hoe je het gebit levensloopbestendig en reinigbaar kunt maken. Het herkennen van dat kantelpunt is cruciaal bij goede tandheelkundige zorg voor ouderen.’
‘Kwetsbare ouderen vergeten vaak te poetsen of kunnen dat fysiek niet meer, mantelzorgers denken er niet altijd aan, mensen vergeten naar de tandarts te gaan en dan krijg je bij binnenkomst in een verpleeghuis soms te maken met een kerkhof in de mond. Met aan mij de uitdaging om dat op te lossen. Dat is vaak een moeilijke afweging: hoe belastend is een sanering ten opzichte van wat die oplevert? Draagt de sanering bij aan de kwaliteit van leven? Soms moet je dan best belastende dingen doen. De vraag is of die het waard zijn. Richtlijnen die je richting kunnen geven bij het antwoord op dat soort vragen zijn er nog niet. Dat is ook een uitdaging in mijn vak: de uniformiteit van de tandheelkunde zit bij de jeugd. Hoe ouder je bent, hoe diverser en heterogener het wordt. Dat betekent dat je een breed palet aan oplossingen voorhanden moet hebben. Het is elke keer anders en elke keer weer een puzzel.’
Even wennen
Wim moest wel even wennen aan het verpleeghuis, onder andere aan de geuren daar. ‘Maar zeker met het meer kleinschalige wonen zijn de sfeer en kwaliteit van zorg wel beter geworden. Voor mijn werk is dat lastiger – weinig ouderen en verzorgenden bij elkaar. Die verzorgenden zijn cruciaal voor een tandarts in een verpleeghuis. Je bent echt afhankelijk van de motivatie en kundigheid van verzorgenden en familie en daar moet je in investeren. Ik hoor bijvoorbeeld best vaak: “Wij kunnen de patiënt niet poetsen”. Naar mijn oordeel begint dat met contact maken. Als je eerst contact maakt met de patiënt, dan kun je daarna best veel.’
Debby Gerritsen is redacteur van Denkbeeld en bijzonder hoogleraar Welbevinden bij kwetsbare ouderen en mensen met chronische ziekten in de langdurige zorg aan de Radboud Universiteit